dinsdag 2 april 2013

imaginair reisverhaal


De wereld staat op instorten. Overal op de hele aarde dreigen vulkanen uit te barsten. Veel landen zijn getroffen door zware aardbevingen en overstromingen. Het land wordt geteisterd door ziekte en honger. Velen zijn al gestorven. Ik denk dat de helft van de wereldbevolking al gestorven is. Wat moeten we doen? De natuur is genadeloos! We worden allemaal gestraft. De natuur straft ons, omdat we de aarde misbruikt hebben. We hebben dingen uitgevonden die nooit hebben mogen bestaan. Dingen die tegen alle wetten van de natuur ingaan. Nu vernietigd zij zichzelf en ons, om zichzelf op een dag terug in balans te kunnen brengen.                                                                                                
Ik kijk achterom en zie de ruïnes van New York in de verte achter me liggen. Ik krijg tranen in mijn ogen, ik herinner me foto's die ik in de oude bibliotheek gevonden heb. Ik ben enorm blij dat ik nog leef. Mijn ouders zijn gestorven toen ik 12 jaar oud was. We zaten in die bibliotheek, en ik mocht hoe dan ook nooit naar buiten. Samen met de ouders van een vriend stookte we de boeken uit de bibliotheek op om warm te blijven. We hadden geen idee hoe het buiten was, maar toen mijn ouders overleden, was ik er van overtuigd dat het een slechte wereld moest zijn. Het schijnt dat mijn ouders naar buiten gingen om te kijken of het veilig was na al die jaren, maar helaas.. Mijn moeder werd geraakt door een vliegend stuk puin en mijn vader is gestorven van verdriet. De ouders van mijn vriend zijn nu helaas ook overleden. En dus hebben we besloten om onze veilige schuilplaats op te geven, en op zoek te gaan naar anderen.
We hebben al meer dan een week gelopen. Ik begin de tel van dagen kwijt te raken. Aangekomen op een grote woestijnachtige vlakte beginnen we de hoop te verliezen. In de verte zien we niks dan af en toe een kleine glooiing in het landschap. De zon schijnt erg fel, en door de hitte ontstaan er van die plasachtige luchtspiegelingen in de verte. Telkens hopen we water te vinden, maar elke keer zien we het water steeds verder van ons verwijderd worden. Na drie dagen zo doelloos te hebben rondgelopen zie ik een sprankje hoop aan de horizon. Ik zie bomen, en dit keer is het geen illusie. Ik kan de koelte al voelen beeld ik me in. Waar een bos is, moet water zijn en eten. Opgetogen ren ik naar mijn vriend. Maar net op het moment dat ik hem aan wil tikken valt hij levenloos neer op de grond. Ik laat me op de grond vallen en draai hem voorzichtig om. Hij is dood. Ik besluit hem te begraven in het bos.
Ik ben zelf in het bos blijven wonen en iedere dag kwam ik even langs zijn graf.

2 opmerkingen:

  1. Hoi Tim,

    Ik heb je verhaal gelezen en het viel me meteen op dat het lastig te zien is wat nou de echte wereld is en de fantasie wereld. Je moet misschien wat duidelijker opschrijven waar het verschil is, zodat de lezer het wat makkelijker leest. Verder is het een goed opbouwend verhaal en er zit veel spanning in.
    groetjes moos

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hee Tim,

    ik vond je opzet voor dit verhaal erg goed, de kritiek op hoe de mens met de wereld omgaat, alleen dit werkte je niet echt uit in de rest van het verhaal. Dat zou je de volgende keer wel kunnen doen.
    Het landschap omschreef je erg goed, ik zag alles precies voor me. Het verhaal las prettig, je wisselde lange zinnen goed af met korte zinnen. Een goed verhaal!

    BeantwoordenVerwijderen