vraag 1. donker, vies, verveling, 500-1500, misdaad
vraag 2.
De Karelromans gaan vooral over oorlogen en veldslagen tussen christenen en moslims.
Arthurromans gaan vooral over individuele avonturen en 1 op 1 gevechten.
vraag 3.
Ons vertelt het avontuur,
Dat koning Arthur op dit uur,
Hield een hof zo heel erg groot,
In die stad te Kardeloet,
Op Pinksterdag,
Dat men niet gelijk zag,
Dat de koning een kroon droeg,
en de koningin ook,
Daar waren veel ridders te paard,
Dapper en voortreffelijk,
De koning had ook laten maken,
Van rood fluweel en scharlaken,
mantels met rok, vijfhonderd paar,
vol met kleuren hermelijn en helder wit,
En met blauw zijde gevoerd,
Daar waren ridders en jonkvrouwen,
met hun kleding en met spullen
uitgedost, die hen wel stonden
Daar waren vijfduizend fitte ridders,
voortreffelijke, dat weet ik wel
Degene die de mis bij wonen
Veel ridders waren uitverkoren
Erec en Ydier, weet dat zeker
Gingen voor de koning daar
Met twee gulden roeden
Hoofdstuk 2
vraag 1.
Monniken maakte boeken en schreven heel veel boeken over.
Monnikenwerk betekent ook wel vervelend, zwaar werk
vraag 2.
Gehistoriseerde initiaal: Grote versierde beginletter
Miniatuur: Met de hand geschilderde afbeelding in een boek
Rubriek: In het rood aangebrachte tekstgedeelten, die de tekst visueel structureren
Lombarde: Grote beginletter, gewoonlijk 1-3 regels hoog. Marginalia: Randversiering
Hoofdstuk 3
vraag 1.
De boeken werden vooral voorgelezen omdat niet veel mensen konden lezen of schrijven. Omdat het werd voorgelezen, werd de titelpagina toch wel overgeslagen. Het maken van een titelpagina zou dus alleen maar extra werk voor niks zijn.
vraag 2.
Omdat de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden werd elk boek met de hand overgeschreven door een monnik.
vraag 3.
In het eerste vers staat: ''Ons vertelt die avonture''. Dit wijst denk ik aan dat het verhaal hardop werd voorgelezen.
Hoofdstuk 4
vraag 1.
Koning, zwaard uit de steen, ridders van de ronde tafel, Heilige Graal, draken
vraag 2.
Het speelt zich veelal af in Brits-Keltisch gebied.
vraag 3. De Kelten werden verjaagd naar Bretagne
Hoofdstuk 5
vraag 1.
Chrétien de Troyes leefde van 1135 – 1183. Over zijn leven is vrij weinig bekend. Wel weten we dat hij tussen 1160 en 1181 in Troyes woonde, waar hij als hofdichter in dienst van van Maria, de hertogin van Champagne. Hij was pionier van de hoofse roman. Hij schreef 5 ridderromans rond het Arthurthema. Érec et Énide, Cligès, Lancelot, Yvain en Perceval ou le conte du Graal. Dit laatste werk was niet voltooid toen hij stierf.
vraag 2.
Het was herkenbaar, want ze lazen over een soort van collega's. Ook was de hoofsheid een ideaal dat aan de Europese hoven belangrijk was.
vraag 3.
Registrale kunst is een vorm van kunst waarbij je door middel van het opnieuw koppelen en rangschikken van bekende dingen iets origineels of nieuws maakt.
vraag 4.
In een arthurroman zit veel steriotiepe elementen.
vraag 5.a
De koning en de ridders wassen hun handen en gaan bidden voor het eten.
vraag 5.b
Het verhaal begint met een hofscene.
Hoofdstuk 6
vraag 1.
De ronde tafel staat voor gelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten